“Mijn opa woont in Duitsland en gaat naar een katholieke kerk. Hij is een heel bijzondere man. Als hij ons ziet, heeft hij zo’n trots in zijn ogen. Ik zie hem niet heel vaak, maar toen we met Kerst bij hem waren, gaf hij mij een hostie. Dat mag eigenlijk alleen als je eerste communie hebt gedaan. Hij zei tegen me: ‘Ik weet dat jij gelooft in de Verlosser.’ Dat vond ik zó mooi. Dat moment was wel een keerpunt in mijn geloof, denk ik. Ik begon echt te zoeken wie Jezus nu is.
Wie Hij nu voor mij is? Mijn idool. Alleen dan niet zoals popsterren, maar veel dichterbij. Als ik met mensen over Jezus praat, begin ik soms spontaan te lachen en krijg ik het warm vanbinnen. Mijn opa heeft dat ook. Ik vind het zo bijzonder hoe hij in God vertrouwt. Hij heeft er alles voor over. Dat probeer ik nu zelf ook en dat lukt best goed, heb ik het idee.
Rechtvaardigheidsgevoel
Sommige dingen vind ik wel lastig, hoor. Bijvoorbeeld als ik boos ben op iemand. Ik heb een groot rechtvaardigheidsgevoel. Als iemand ruzie met mij zoekt, dan kan ‘ie ruzie krijgen. Natuurlijk moeten we een voorbeeld nemen aan Jezus en mensen vergeven. Maar op zo’n moment vind ik dat echt moeilijk! Ik heb nog nooit iemand iets aangedaan, maar die neiging heb ik soms wel. Daar schaam ik me voor. Hoe ik daarmee omga? Heel eerlijk? Ik heb een boksbal in mijn kamer hangen. Daar ram ik dan even goed tegenaan.”